De geestelijke gezondheidszorg moet haar zorgplicht serieus nemen

Rinske van de Goor


Column Volkskrant 23 juni 2025 – Rinske van de Goor

In de Nederlandse zorg geldt een stille norm: we zorgen met elkaar, voor iedereen, en eerst voor wie het het hardst nodig heeft. Huisartsen, internisten, chirurgen – ze nemen alle patiënten aan, doen aan triage, zijn bereikbaar bij spoed, ook ’s nachts, en regelen zelf de noodzakelijke diagnostiek. Die norm is nergens formeel vastgelegd, maar zit ingebakken in de zorgcultuur: de ernstigste en meest spoedeisende patiënten krijgen als eerste hulp. Op één belangrijke uitzondering na: de geestelijke gezondheidszorg.

Psychologen en psychiaters wijken op vrijwel alle punten af van deze morele standaard. Ze zijn vaak niet bereikbaar bij spoed, zeker niet buiten kantooruren. Er ís wel een crisisdienst, maar de meeste behandelaren draaien daar niet in mee, betalen er niet aan mee, en geven ook zelden informatie over hun patiënten door. Als het acuut misgaat, zit de patiënt zonder vangnet – tenzij de huisarts het maar weer oplost.

Ook diagnostiek schuiven sommige psychiaters weg. Bloedonderzoek? Een ecg? Dat moet de huisarts maar regelen. Terwijl die onderzoeken gewoon bij het psychiatrisch behandeltraject horen – en ook in de tarieven zijn opgenomen. De patiënt betaalt zo twee keer. De psychiater declareert het volle tarief, zonder de bijbehorende verantwoordelijkheid.

En dan de toegang tot zorg. Waar andere zorgverleners iedereen aannemen en dan prioriteren op ernst, hanteren veel psychologen en psychiaters juist exclusiecriteria: mensen met ernstige problematiek – zoals psychoses of suïcidaliteit – zijn níet welkom. Alleen wie redelijk stabiel is en een enkelvoudig probleem heeft, maakt kans. Alsof een cardioloog zou zeggen: u bent welkom, maar niet als u risico heeft op een hartaanval.

Hoe heeft dit kunnen ontstaan?

De verklaring ligt deels in het verleden. Tot 2008 viel psychologische zorg grotendeels buiten de zorgverzekering. Psychiaters werkten in instellingen, vergoed via de AWBZ. Psychologen werkten vaak particulier, bepaalden zelf wie ze zagen en tegen welk tarief. Toen de Zorgverzekeringswet hun zorg ging vergoeden, zijn veel behandelaren blijven denken en werken als zelfstandige zorgverleners met een eigen praktijk en eigen regels – niet als onderdeel van een collectief systeem. Ze kiezen hun eigen doelgroep, werktijden en grenzen. De verantwoordelijkheid voor de zorg als geheel – die de meeste andere zorgverleners wél voelen – blijft vaak buiten beeld.

Maar het hele verhaal is complexer.

Behandelaren die verantwoordelijkheid willen nemen, botsen op systeemgrenzen. De ggz is versnipperd over verschillende wetten en domeinen, met gebrekkige coördinatie. Crisisdiensten functioneren vaak los van behandelpraktijken. Contracten met zorgverzekeraars leggen strikte productieplafonds en behandelbeperkingen op. En wie zelfstandig werkt, is niet toegerust om 24/7 beschikbaar te zijn of suïciderisico juridisch te dragen zonder rugdekking.

Het is ten dele vrijblijvendheid, maar even goed een mengsel van overbelasting, risicomijding en systeemfalen. Dat concludeert ook het Trimbos-instituut in zijn rapport Bruggen slaan en navigeren op weg naar herstel. Het onderzoek toont aan dat mensen met complexe problematiek in de ggz vaak vastlopen – maar omdat de zorg zélf gefragmenteerd is, en verantwoordelijkheid vaak wordt doorgeschoven.

Toch mag de geestelijke gezondheidszorg zich niet blijven verschuilen achter het systeem. Wie aanspraak maakt op publieke middelen, draagt publieke verantwoordelijkheid. Ook de ggz. Psychologen en psychiaters hebben – net als huisartsen en specialisten – de plicht om beschikbaar te zijn voor wie het echt nodig heeft. Dat betekent: niet alleen hulp bieden aan de stabiele cliënt met een burn-out, maar vooral ook ruimte maken voor mensen met ernstige, acute of meervoudige aandoeningen.

Gelukkig is er beweging. Met het nieuwe Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord willen zorgverzekeraars de ggz toegankelijker maken, met nadruk op patiënten met zwaardere problematiek. Er wordt gesproken over betere triage, spoedbereikbaarheid en het organiseren van diagnostiek. Maar het akkoord is nog in ontwikkeling – en zonder duidelijke inzet van de beroepsgroep zelf verandert er niets.

Mijn voorstel is simpel: behandelaren die willen werken binnen de Zorgverzekeringswet – en dus gebruikmaken van collectieve middelen – moeten zich ook houden aan de collectieve normen van de zorg. Dat betekent: triage toepassen, voorrang geven aan de ernstigste patiënten, spoedzorg
organiseren, zelf diagnostiek regelen, en samenwerken met collega’s voor een dekkend zorgaanbod.

Wie publieke zorggelden ontvangt, moet ook publieke verantwoordelijkheid dragen. Willen ze dat niet? Dat kan. Dan kunnen ze werken als coach, therapeut of consultant buiten het zorgstelsel, met volledige autonomie – maar dan ook zonder publieke financiering. Die keuzevrijheid is legitiem. Dan is het ook helder: óf je werkt in de zorg, óf in de markt.

Als we psychische gezondheid echt serieus nemen, moet ook de ggz zich gedragen als volwaardig onderdeel van de zorg. Niet op eilandjes, maar als partner in het collectief.

Rinske van de Goor is kartrekker van het project ‘patiëntveiligheid en samenwerkingsafspraken bij grenszorg’ waarin we met meerdere partijen duidelijkere afspraken gaan maken welke zorg bij wie hoort en niet alles meer klakkeloos over de schutting bij de huisartsen wordt gegooid. Zie voor meer informatie: www.vphuisartsen.nl/heldere-grenszorgafspraken-zijn-cruciaal-voor-goede-zorg