Maximering tot 36-urige werkweek onrechtmatig

Redactie


Gunstige ontwikkelingen in de rechtszaak tegen de huisartsentarieven
In de aanloop naar onze volgende rechtszaak bij het College voor Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 30 september, over de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vastgestelde huisartstarieven, is er een interessante uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde in een recente zaak van de LVVP (Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten) dat het hanteren van een maximale werkweek van 36 uur en 46 werkweken per jaar in de bepaling van de normatieve arbeidscomponent (NAC) onrechtmatig is. De NAC bepaalt welk deel van het tarief bestemd is voor de arbeidsinzet van de zorgverlener. Volgens de rechter is het onredelijk om voor het vaststellen van de tarieven voor 2026 gebruik te maken van een NAC gebaseerd op een 36-urige werkweek. De rechter legde zelfs een dwangsom op zolang deze methode wordt toegepast.

36-urige werkweek ook voor huisartsen onrealistisch
Bij onze rechtszaak is het CBb niet gebonden aan de uitspraak van deze voorzieningenrechter. Toch sluit de inhoud ervan nauw aan bij onze bezwaren en voelen we ons gesterkt. Al langere tijd heerst er onvrede over de manier waarop de NAC en de 36-urige werkweek worden toegepast op huisartsen. De NZa noemt het gunstig dat je bij 36 uur al een norminkomen verdient, maar in de praktijk werken huisartsen veel meer — en hoe meer je werkt, hoe minder je per uur betaald krijgt. Dat is geen voordeel, dat is een verkapte korting op je inzet.

In het gezamenlijke bezwaar van VPH/LHV en ook dat van De Bevlogen Huisartsen stellen wij dat dit een rekenkundig trucje is. Het negeert het feit dat praktijkhouders gemiddeld meer dan 20 uur extra per week werken bovenop die 36 uur. De uitspraak van de rechter zal mogelijk niet direct van toepassing zijn op huisartsen, maar zal voor de NZa en het CBb moeilijk te negeren zijn. Het zal op 30 september zeker onderwerp van discussie zijn en biedt ons extra argumenten om ook de tarieven voor 2026 aan te vechten.

Vaststelling huisartsentarieven 2026
Formeel (juridisch) is het op dit moment nog niet mogelijk bezwaar te maken tegen de tarieven voor 2026, omdat deze nog niet gepubliceerd zijn. De NZa zou deze normaal gesproken rond deze tijd publiceren. Of de recente uitspraak invloed zal hebben op hun besluitvorming, valt nog te bezien. In nog een ander bezwaar die de tandartsen (KNMT) hebben ingediend is er nog geen sprake van een verandering in de denkwijze bij de NZa. Als de NZa de uitspraak – of onze eerdere bezwaren over 2023, 2024 en 2025 – negeert, ligt een bezwaar of zelfs rechtstreeks beroep bij het CBb voor de hand vanuit VPH en LHV.

Voorbereidingen rechtszaak 30 september
Ondertussen lopen de voorbereidingen voor de rechtszaak van 30 september onverminderd door. De rechters hebben tussentijds geoordeeld dat de NZa ons moet voorzien van meer data en onderbouwing. Zodra wij deze extra informatie ontvangen, zullen wij deze zorgvuldig onderzoeken. Zo hopen we aan te tonen dat de huidige rekenmethode, ook in deze zaak, gebaseerd op cijfers uit het verleden, niet langer voldoet voor de huisartsenzorg van nu én de toekomst.