Wordt het niet eens tijd voor herijking van de tarieven? Deze vraag horen we veel van onze leden. We zien immers de stijgende inflatie in de laatste maanden van 2021, maar ook vóór die tijd waren er al veel vragen. Terechte vragen, veroorzaakt door fors gestegen kosten voor waarneming (binnen- en buiten de ANW), toegenomen overige personeelskosten, fors stijgende kosten door digitalisering en, niet te vergeten, de stijgende huisvestingskosten.
In dit artikel willen we graag uitleggen hoe een aanpassing van de tarieven normaal gesproken tot stand komt. En direct willen we ook uitleggen waarom het nu spaak lijkt te lopen.
We onderscheiden twee verschillende momenten waarop tarieven kunnen worden aangepast:
Kostenonderzoek voor de middellange termijn
Om te beginnen de herijking voor de middellange termijn. Dit doet de NZa middels een kostenonderzoek. Eén keer in de 5 jaar wordt (laatste keer middels een steekproef) aan huisartsen gevraagd hun cijfers te delen over een boekjaar. Er wordt dan gekeken naar omzet, hoe groot de populatie is, en hoeveel en welke verrichtingen er zijn geboekt. Via een vrij ingewikkelde rekenexercitie (bijlage 3) komen er dan herijkte tarieven.
Via het kostenonderzoek wordt er een beeld gekregen van alle verschillende huisartspraktijken in verschillende regio’s, met verschillende preferente zorgverzekeraars en zorggroepen. Verschillende soorten praktijken dus, zoals een praktijk aan huis in Oost-Groningen, maar ook praktijken gevestigd in gezondheidscentra in de grote steden, worden samengevoegd en opgeteld. In deze samenvoeging zitten ook verschillende organisatiestijlen, zoals praktijken die 16 uur een manager in dienst hebben of huisartsen die alles in eigen beheer doen. Huisartsen die al hun ANW diensten verkopen voor 150 euro per uur of huisartsen die alle diensten zelf (moeten) doen.
Wat er dan aan kosten uitkomt is dus duidelijk een gemiddelde. Met al die gegevens wordt gerekend, en daarna worden de tarieven herijkt.
Ons inkomen is een gegeven. Dat wordt door de NZa bepaald na een onderzoek waarin ons werk vergeleken wordt met andere gelijkwaardige beroepen. Bij deze systematiek hebben wij reële bedenkingen, maar deze hebben tot nu toe nog niet tot veranderingen kunnen leiden.
Tot nu toe staat ons “norminkomen”, het inkomen dat een huisarts krijgt bij een normpraktijk met gemiddelde hoeveelheid en soort werkzaamheden, vast. De NZa rekent steeds richting dit norminkomen en er ontstaan alleen verschillen tussen verschillende praktijkhouders door ofwel heel erg op de kosten te letten, soms onbewust doordat extra ondersteuning gewoonweg niet beschikbaar is, ofwel heel innovatief te zijn door grotere praktijken te managen en/of in te springen op diverse financiële prikkels vanuit de zorgverzekeraars in segment 3. Of je het daar nu wel of niet mee eens bent aangaande het leveren van goede huisartsenzorg…
Jaarlijkse aanpassing tarieven
Het bovengenoemde kostenonderzoek, met grote herijking van de tarieven, wordt één keer in de vijf jaar uitgevoerd. Verder wordt er elk jaar een herijking gedaan op basis van de geschatte inflatie. Omdat de tarieven altijd op 1 juli moeten worden gepubliceerd, wordt de CBS-schatting van het voorjaar gebruikt. Dit bekent dat de realiteit anders kan zijn dan bij een inschatting vooraf. Dit wordt dan het jaar erna weer gecorrigeerd (zie ook het artikel over de indexatie van de tarieven). Vorig jaar, met forse stijging van inflatie in de laatste maanden van 2021, was het dus extreem verschillend t.o.v. de schatting in het voorjaar. In april 2022 wordt er bij uitzondering een herijking gedaan,
Corona gooit nog maar eens roet in het eten
Normaal gesproken zou er in 2020, 5 jaar na 2015, een nieuw kostenonderzoek afgerond moeten zijn. Hier zit dan ook weer COVID-19 flink dwars. 2020 was immers verre van een normaal jaar. Coronatientje, veel minder verrichtingen, ander soort verrichtingen, forse investeringen in digitalisering, 1,5m-samenleving en fors uitstel van investeringen op andere vlakken.
Daarom hebben we samen met de andere partijen als LHV, InEen, ZN en NZa besproken dat 2020 niet representatief genoeg is voor een kostenonderzoek. Dit geeft ons echter ook een gevoel van onbehagen. Er is namelijk zóveel veranderd in de laatste jaren, alleen al op gebied van jeugdzorg en GGZ, maar ook digitalisering, woonlasten en personeelskosten, dat er wél aanpassingen noodzakelijk zijn.
We hebben de NZa gevraagd te kijken naar een tussentijdse oplossing, door bijvoorbeeld alleen de woonlasten, personeels- en waarneemkosten en kosten voor ICT te herijken. Vooralsnog wil de NZa dit niet doen, uit vrees dat de vergoedingen dan helemaal niet meer passen. In theorie zou je immers bij meer huurlasten en personeelskosten ook meer omzet kunnen genereren, wanneer ingezet voor meer spreekuur.
Wij blijven echter wel hameren op een tussentijdse oplossing, immers 2021 is ook geen goed representatief jaar voor herijking, en 2022 valt nog maar te bezien…
Vooruit kijken naar betere methoden
Belangrijk is dat we, naast de tussenoplossing, met alle partijen vooruit kijken en afvragen of de huidige financieringssystematiek nog wel voldoende passend is. Er wordt onderzocht of de weeffouten eruit gehaald kunnen worden en de systematiek in 2024 of 2025 aangepast kan worden. Ook dit is een uiterst ingewikkeld proces waar we nu al 2 jaar over praten zonder grote doorbraak.
Mocht u goede adviezen hebben op het gebied van de financiering en de eerlijke berekening van wijzigende kosten, dan spelen wij deze graag door. Stuur uw suggesties zeker door naar info@vphuisartsen.nl