Jaarlijks geeft de British Medical Journal (BMJ), met doorgaans uiteraard bloedserieuze taaie kost, zijn Christmas edition uit en dat is altijd een feest, want de ultieme combinatie van onderkoelde Engelse humor en flauwe nerdgrappen. Het leidt tot heerlijke wetenschap-light.
Eerdere kerstedities publiceerde BMJ al artikels over degenslikletsels, het fenomeen van uit ziekenhuis verdwijnende theelepeltjes (een onderschat probleem), hersenletsel door headbangen en, uit ons eigen Groningen, onderzoek aan MRI-beelden van copulerende koppels. Ook het schoonheidsslaapje is wetenschappelijk onderbouwd.
Dit jaar waren er ook weer genoeg jolige onderwerpen.
Om met een zorgelijke ontdekking te beginnen: “Patient mortality after surgery on the surgeon’s birthday: observational study”, toont aan dat door een jarige chirurg geopereerd worden een hachelijke onderneming is. “Association of high profile football matches in Europe with traffic accidents in Asia: archival study” staat er ook in, en ook hier blijkt timing belangrijk: zoals je beter even de verjaardag van de chirurg kan navragen, kan je beter even checken of er grote voetbalwedstrijden in Europa zijn voor je in Thailand in de taxi stapt.
Denk ook goed na met wie je leeft, blijkt uit “The shared risk of diabetes between dog and cat owners and their pets: register based cohort study”. Waarmee wetenschappelijk maar weer eens is bewezen dat huisdieren echt op hun baasje gaan lijken – en andersom.
“Effectiveness of hospital clowns for symptom management in paediatrics” legt alle studies naar de effectiviteit van Cliniclowns naast elkaar. Inzet van Cliniclowns blijkt pijnstillend. Ik ben er echter van overtuigd dat de wereld 2 kampen kent: voor en tegen clowns. Ik zit in het kamp dat clowns vooral associeert met tenenkrommende humor en seriemoordenaars en vermoed dan ook dat ik resistent ben voor het heilzame clown effect. Dat vraagt om een verdiepende studie.
“Does medicine run in the family” laat zien dat dokter worden “erfelijk” is. Bij mijzelf moet sprake zijn van een spontante mutatie: ik heb geen enkele dokter in mijn familie. Overigens denk ik dat bijvoorbeeld politiewerk ook erfelijk is – ik zie alweer een nieuw onderzoeksvoorstel.
“The face of CPR” gaat over het gezicht van de reanimatiepop Annie. “She is the face that we have all kissed.” begint het artikel zwoel. Vervolgens: “In the late 19th century the body of an approximately 16-year-old girl was pulled from the Seine in Paris. No one knew her name, her history, or her story.” Het was zo’n mooi meisje dat haar gezicht werd gebruikt voor de toen net ontwikkelde reanimatiepop. Zoenen met Annie zal nooit meer hetzelfde zijn.
“Nonsensus in the treatment of proximal humerus fractures” gaat over de beste behandelmethode van een bovenarm breuk, waarover heden ten dage nog steeds geen consensus is. Bij deze studie werden diverse casus aan zowel traumachirurgen als makaken voorgelegd. De makaken voorspelden het eindresultaat iets beter dan de chirurgen – niet significant, maar toch. Maar, concluderen de schrijvers jolig, het vermogen van de makaken om chirurgen te assisteren bij het nemen van een consistent besluit bleek beperkt. Misschien is er een mogelijkheid makaken in de eerstelijn in te zetten?
We hebben er een bizar jaar op zitten. Wat hebben we moeten schakelen, inlezen, aanpassen. Na alle overuren van dokters en wetenschappers door Corona is deze BMJ vol medisch wetenschappelijke pret extra fijn.
Op naar de hopelijk laatste Coronaloodjes de komende maanden en allemaal een fijne jaarwisseling gewenst!
Tot slot nog even – mocht u patiënt bij mij zijn: ik ben jarig op 22 februari.
Rinske van de Goor