De afgelopen week is er met name op sociale media kritiek gekomen op de indexatie van de tarieven voor 2022. Er werd opgemerkt dat de tarieven minder zijn geïndexeerd dan de verwachtte inflatie over 2022, en dat leidde tot begrijpelijk boosheid. Ook rezen er vragen over de competentie van de diverse huisartsbesturen die ‘dit hebben kunnen laten gebeuren’. Daarom meent VPH hierbij een korte uitleg te moeten geven van wat er gebeurt bij indexatie.
Schatting als basis
Bij de indexatie is de afspraak dat er altijd een schatting gedaan wordt op basis van de best bruikbare cijfers voor het volgende jaar. De NZa maakt deze bekend op hun website. Deze zijn uitgesplitst in materiële kosten en personele kosten. Het jaar erna wordt gekeken naar de daadwerkelijke prijsontwikkeling. Deze werkelijke cijfers worden dan verdisconteerd in de indexatie van het volgende jaar.
Zo was er voor 2021 gerekend op een stijging van personele kosten van 3,24% en een stijging van materiële kosten van 1,73%. De gemeten kosten zijn respectievelijk 2,01% en 1,77%. Voor 2022 is de schatting voor beide kostencomponenten 1,72% en 1,64%. Het verschil van 2021 wordt dus verdisconteerd in de definitieve indexatie, waardoor deze dit jaar láger uitvalt.
Kort gezegd; de indexatie van 2021 is te hoog geweest, en dat wordt in 2022 gecorrigeerd.