Niels Rossen, praktijkhoudend huisarts
‘Ondernemen is ontzettend leuk. Dat leer je niet in de huisartsenopleiding. Daar leer je vooral de boze wereld van het ondernemerschap te vermijden. Eeuwig zonde’, vindt Niels Rossen. ‘Want daarmee ontnemen opleidingen jonge dokters niet alleen de kans op een mooie invulling van hun vak, maar zagen ze ook aan de poten van de zorg.’
Om misverstanden te voorkomen: Rossen heeft niks tegen hidha’s en vindt dat de huisartsenopleidingen goede artsen afleveren. Maar dat is nog iets anders dan goede ondernemers. En dat is zorgelijk, want het zijn juist de mensen met een eigen praktijk die medeverantwoordelijk zijn voor de organisatie van de huisartsenzorg – en daar zijn er steeds minder van.
Belang van ondernemerschap
Hij vindt dan ook dat de huisartsenopleidingen huisartsen beter zouden moeten voorbereiden op het ondernemerschap en het runnen van een eigen praktijk. ‘Het belang van ondernemerschap is veel groter dan blijkt uit het aantal uren dat daar in de opleiding voor ingeroosterd is. Het roer moet om (HRMO) is zo’n succes geworden omdat praktijkhouders samen een vuist hebben gemaakt.
Van Het roer moet om gingen we naar Het roer gaat om
‘Om te kunnen bepalen welke kant het opgaat in huisartsenland is een grote beroepsgroep vereist van mensen die met gezag kunnen spreken, omdat ze weten waar ze over praten. Praktijkhoudende huisartsen dus. Van Het roer moet om gingen we naar Het roer gaat om. Maar wie staat er eigenlijk aan het roer?’
In zijn optiek zouden dat de praktijkhouders moeten zijn, aangezien zij de enigen zijn die beslissingen kunnen nemen over belangrijke zaken als wel of niet een POH GGZ, wel of niet meedoen in de ketenzorg of met de HAP op de eerste hulp zitten.
‘Er moet een bepaalde kritische massa zijn van praktijkhoudende huisartsen om invloed uit te kunnen oefenen op de koers van het vak en de inrichting van de zorg. Daarom is het belangrijk dat er genoeg mensen zijn die baas zijn in hun eigen winkel.’ Zo niet, dan kalft de invloed van huisartsen in zijn optiek af. En dat is het geval nu steeds meer artsen in dienstverband werken.
Het is geen angst voor vernieuwing, verzekert Rossen. ‘Ik ben niet bang voor een ander werkmodel. Maar ik vind wel dat je als arts een verantwoordelijkheid hebt die verder reikt dan het uitvoerende consult. We zijn ook verantwoordelijk voor het inrichten van de processen daaromheen en dat moet vooral zo blijven. Wij moeten zelf kunnen blijven bepalen hoe we een spreekuur inrichten en of we wel of niet een POH GGZ willen.’
Compensatie
De huisartsenopleidingen doen naar zijn smaak veel te weinig moeite om de ondernemende huisartsen af te leveren die de branche nodig heeft om gezond te blijven. ‘Zolang ik meeloop roepen aios al dat ze meer willen leren over ondernemerschap en bedrijfsvoering. Daar wordt slechts marginaal op ingespeeld. Het gaat beter dan een paar jaar terug, maar er wordt nog niet genoeg geluisterd.
‘Ik zou het normaal vinden dat huisartsen meerdere weken geschoold zouden worden in ondernemersvaardigheden, maar in het huidige curriculum worden daar slechts drie of vier dagen voor ingeruimd. Dat is echt veel te weinig.’
Beginnende huisartsen lopen keihard tegen het gebrek aan ondernemersvaardigheden aan
Reden waarom hij betrokken is bij de ontwikkeling van leermethoden om praktijkmanagementvaardigheden aan te leren. Het argument van opleiders dat het curriculum al propvol zit vindt hij niet valide. ‘Het ligt er maar aan wat je belangrijk vindt. En belangrijk is het, want beginnende huisartsen lopen keihard tegen het gebrek aan ondernemersvaardigheden aan.’
‘Ook als je niet direct een eigen praktijk gaat runnen, heb je als zzp-er te maken met allerlei regels, van VAR tot verzekeringen. Ik heb mezelf de benodigde kennis daarvoor in de avonduren of tijdens nascholing bijgebracht. Maar dat is eigenlijk compensatie voor wat we gemist hebben in de opleiding.’
Cruciaal
De belangrijkste les die Rossen als jonge praktijkhouder heeft geleerd, is hoe cruciaal het is om zijn bedrijfsvoering goed op poten te zetten. ‘Door dingen goed te organiseren kun je kwaliteit garanderen, het leuk maken voor jezelf en je personeel, en het goed regelen voor je patiënt.
Het organiseren van het proces is ook een vorm van zorgverlening.
‘Op het moment dat jij een spreekuur goed hebt ingedeeld en de assistente goed hebt opgeleid voor triage, loopt alles op rolletje en is iedereen happy. Maar als iedereen met een slechte motivatie in een slecht geregeld proces zit, gaat het niet goed en is iedereen chagrijnig. De impact van het organiseren van processen is dus groot. Het organiseren van het proces is ook een vorm van zorgverlening. Reden genoeg om de kwaliteit van dat proces heel serieus te bewaken!’
Anneke Kramer, hoofd huisartsenopleiding LUMC
Uitstel en niet per se afstel. Dat is er volgens Anneke Kramer bij veel hidha’s en waarnemers aan de hand. ‘Ik denk dat veel jonge artsen iets meer tijd nodig hebben om het veld te verkennen en uit te zoeken wat ze willen, voordat ze een keuze maken. Het praktijkhouderschap is voor velen dus een kwestie van uitstel en niet van afstel.’
Ze is het dan ook niet eens met de stelling. ‘Het veld verandert. Er komen steeds meer grote praktijken en gezondheidscentra waarin je als huisarts verschillende rollen kunt spelen. Je kunt als jonkie prima waarnemer of hidha zijn, om later door te groeien naar een eigen praktijk. Maar misschien heb je wel meer zin om onderzoek of onderwijs te gaan doen. Wij leiden op voor die diversiteit.’
Unieke positie
Afgezien daarvan is ondernemerschap voor haar niet de gouden standaard. Ze gelooft niet zo in de unieke positie van praktijkhouders als het gaat om het uitoefenen van invloed op de toekomst van de zorg. ‘Het zijn echt niet alleen praktijkhouders die gezorgd hebben voor het succes van Het roer moet om. Ik denk niet dat minister Schippers wist wie er in de zaal praktijkhouder was en wie hidha. Die nuances spelen in het publieke debat geen rol.
‘We zijn allemaal huisartsen op verschillende plekken en in verschillende rollen. Er is sprake van een veranderend perspectief. Ik kan me voorstellen dat we zulke complexe organisaties krijgen dat het model van ondernemerschap ingrijpend verandert. Daarom zou ik me daar niet op willen fixeren.
Ik vind dat we in de huisartsgeneeskunde meer in loopbanen moeten denken
‘Hidha’s en parttimers veranderen het speelveld, en daar is niks mis mee. Niet iedereen hoeft na drie jaar opleiding praktijkhouder te worden. Dat kan ook later in je loopbaan – of helemaal niet. Ik vind dat we in de huisartsgeneeskunde meer in loopbanen moeten denken. Het lijkt me heel gezond dat je je ontwikkelt al naar gelang je expertise, ambitie en talent.’
Medisch leiderschap
In plaats van te focussen op ondernemerschap als onderscheidende factor, focust Kramer liever op leiderschap als verbindende factor. ‘Je kunt in elke rol leiderschap tonen en richting geven aan de huisartsgeneeskunde door binnen je eigen verantwoordelijkheden te werken aan de kwaliteit van de medische zorg, aan de samenwerking met andere partijen in het veld en de relatie met de patiënt. Dat lijkt mij een veel relevantere notie dan de vraag wie de baas is van een praktijk.’
Daarom heeft de huisartsopleiding (en het studentenonderwijs) in Leiden ingezet op Medisch Leiderschap door middel van de onderwijslijn ‘Samenwerken, Organiseren en Praktijkmanagement/Medisch Leiderschap’. Deze lijn loopt door de hele opleiding en probeert door het hele curriculum heen (leren op de werkvloer en formeel leren) medische leiderschapsaspecten in te weven in het onderwijs. Dat betekent bijvoorbeeld aandacht voor de organisatie, de werkprocessen en gedeelde verantwoordelijkheid voor de geleverde zorg.
Keuzemodule
Daarnaast is er specifiek onderwijs in praktijkhouderschap mogelijk via de keuzemodule ‘Praktijk de Baas’. Juist omdat lang niet iedereen praktijkhouder wordt, hoort nadere informatie over ondernemerschap in de facultatieve sfeer thuis, stelt Kramer.
Het is nergens voor nodig om het onderwerp tot in detail te behandelen, aangezien het lang niet voor iedereen relevant is
‘Als dokter moet je wel iets weten over het ondernemerschap, het toekomstperspectief en de mogelijke consequenties. Maar het is nergens voor nodig om het onderwerp tot in detail te behandelen, aangezien het lang niet voor iedereen relevant is. Het is waar dat veel aios roepen om meer informatie over ondernemersvaardigheden. Maar tegelijkertijd houdt de animo om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan niet over.
Als je zelf nog niet bezig bent als ondernemer, is het kennelijk een ver-van-je-bedshow. Daarom hebben wij ervoor gekozen om aios de mogelijkheid te bieden er onderwijs in te volgen en aan de materie te ruiken.’
Praktijk de Baas is een zesweekse module aan het einde van het derde jaar waarin allerlei aspecten van het ondernemerschap aan de orde komen, zoals bedrijfsculturen, financiering, de jaarrekening, klanten en partners, governance, bestuur, leiderschap, maatschappelijk ondernemen, teambuilding, personeelsbeleid en praktijkvisie. Meestal wordt er ook nog aandacht besteed aan een actualiteit. Het totaal aantal onderwijsuren in de module varieert van ongeveer 24 tot 33 uur. De meeste aios kiezen voor deze module. Maar het belang van de keuzemodule moet volgens Kramer niet worden overschat.
Meer gedegen kennis over ondernemerschap hoort niet in de basisopleiding thuis, maar in de nascholing
‘Aios leren het meeste op de werkvloer. Ook de opleiders kunnen een belangrijke rol spelen in het leren van ondernemerschap.’ Wie meer wil, en echt besluit om het ondernemerspad op te gaan, is daarna op zichzelf aangewezen. En dat hoort ook zo, vindt Kramer. Het opdoen van specifieke kennis over ondernemerschap is in haar optiek de eigen verantwoordelijkheid van degene die de ambitie heeft eigen baas te worden. ‘Meer gedegen kennis over ondernemerschap hoort niet in de basisopleiding thuis, maar in de nascholing.
‘Dat betekent: studeren voor eigen kosten en in de eigen tijd. Dat hoort nu eenmaal bij de huidige visie op onderwijs. Afhankelijk van je belangstelling kun je levenslang leren en de diepte ingaan. Dat is een doorgaand proces.’