Stichting de Vrije Huisarts
NZa Projectgroep
VPHuisartsen (v.h. Comité WAKE UP!!)
De Nationale ombudsman
t.a.v. mevrouw mr. D.A. Oomen
Den Haag
Uw referentie: 2008.12219011
Betreft: klacht over de NZa i.h.k.v. het Kostenonderzoek Huisartsenzorg 2008
Amsterdam 31-01-2010
Geachte mevrouw Oomen,
Naar aanleiding van uw reactie dd. 31.12.2009 op onze brief van 09-12-2009, willen wij graag verduidelijken waarom wij van mening zijn dat het NZa Kostenonderzoek Huisartsenzorg 2008, ernstig tekort is geschoten. In eerdere correspondentie tussen collega Moes en uw bureau, zijn de tekortkomingen uitgebreid aan de orde gesteld. Wij sluiten ons in deze bij het verzoek van collega Moes aan, zoals vermeld in onze eerdere brief aan u.
De resultaten van het Kostenonderzoek zijn van directe invloed geweest op de bekostiging van de huisartsgeneeskundige zorg in 2010, te weten: forse bezuinigingen. Dit maakt de ondeugdelijkheid van dit onderzoek des te relevanter vanwege de negatieve bedrijfseconomische gevolgen voor de praktijkvoering van Nederlandse huisarts-praktijkhouders.
Wij geven in een aantal punten aan waarom wij van mening zijn dat opzet en uitvoering van het NZa Kostenonderzoek Huisartsenzorg 2008 onzorgvuldig zijn geweest.
Een uitgebreidere onderbouwing van de ervaringen en bezwaren vindt u in het “Commentaar op de NZa-enquête kosten huisartsenzorg 2008′ dat namens de NZa Projectgroep van deelnemers aan het kostenonderzoek, vorig jaar door Advocatenkantoor Leijnse Artz te Rotterdam is toegezonden aan de Nederlandse Zorgautoriteit.
In de begeleidende correspondente is de NZa verzocht om overleg over de problemen rondom de (verplichte) enquête en om uitstel van de terugzendtermijn van de enquêteresultaten. Beide verzoeken werden door de NZa afgewezen.
Bezwaren tegen opzet en uitvoering van het kostenonderzoek:
1. Bij het kostenonderzoek zijn door de NZa onderzoeksdoelen geformuleerd. Een belangrijk deel van deze doelstellingen kon op voorhand niet waargemaakt worden op grond van de door de NZa toegepaste onderzoeksmethode: waaronder de koppeling
van praktijkkosten aan concrete zorgprestaties en het in kaart brengen van de kosten ten behoeve van M&I modules (zie o.a pagina’s 6 t/m 7 en 19 t/m 21 van de aan u gerichte brief dd. 3 juni 2009 van collega A.R. Moes. Er is in deze sprake van een onvoldoende doordachte onderzoeksopzet).
2.
De inkomsten uit M&I verrichtingen werden meegerekend als deel van het macro-huisartsenbudget terwijl de financiering van M&I verrichtingen geen basiszorg betreft maar Aanvullende zorg. Deze financiering zou volgens VWS (2005) plafondloos zijn om zo extra zorg uit de tweede naar de eerstelijn te substitueren (VWS: “loon naar werken”).
3.
De werklast van de huisarts werd gefixeerd op 45 uur per week terwijl de openingstijd van de praktijk in principe alleen al minimaal 50 uur bedraagt. De gemiddelde werklast van de huisarts in een normpraktijk (2350 pers.) bedraagt, excl. ANW-diensten, ongeveer 56 u/w. (Meetweekrapport CWU 2009). De gefixeerde werklast versluiert dat extra omzet is verkregen door hogere werklast bij toegenomen zorgvraag. Het norminkomen is daarmee voor elke huisarts het maximum inkomen geworden. ‘Loon naar werken’, zoals VWS de huisartsen jarenlang toezegde, is een vals verhaal gebleken.
4.
Het aantal praktijken dat uiteindelijk in het onderzoek is betrokken, is zodanig gering dat de vraag gesteld moet worden hoe representatief de uitkomsten zijn voor de totale huisartsenzorg. Daarnaast is het opmerkelijk dat de onderzoeksresultaten van GELZ praktijken (Geïntegreerde Eerstelijns Zorg), vanwege de significant hogere praktijkkosten, uiteindelijk niet zijn meegenomen in de eindresultaten (zie pagina 9 t/m 13 van de bovengenoemde brief dd 3 juni 2009). Er bestaat daarom ernstige twijfel over de representativiteit van de onderzoekspraktijken. Dit is des te relevanter aangezien het VWS-beleid aanstuurt om meer samenwerking en integratie van zorg in de eerstelijn te realiseren.
5.
Deelnemers aan het pilotonderzoek werden niet geïnformeerd over het feit dat men deelnam aan een pilotonderzoek.
6.
De vragenlijsten waren onvoldoende getest en (online) niet beveiligd.
7.
De gehanteerde webapplicatie bevatte meerdere onvolkomenheden die gaande het onderzoek nog moesten worden aangepast.
8.
Er is met de pilotdeelnemers geen contact gezocht om de opgedane ervaringen te kunnen verwerken in het geplande kostenonderzoek, in weerwil van toezeggingen van het onderzoeksbureau Significant.
9.
De helpdesk van Significant was onvoldoende bereikbaar of verstrekte onjuiste informatie gedurende de onderzoeksperiode.
10.
Significant verwerkte niet-verifieerbare schattingen van huisartsen als zijnde feitelijke gegevens.
Uiteindelijk zijn de zeer discutabele uitkomsten van het kostenonderzoek gebruikt als legitimering voor de stelling dat de ‘overwinst’ in 2006 voor de huisartsen € 340 mln bedroeg. Vervolgens vormde dit ‘aangetoonde feit’ de basis voor forse bezuinigingen op de bekostiging van de huisartsenzorg in 2010. Nagelaten is te onderzoeken op welke wijze de eventuele ‘winst’ uit gestegen omzet in het eerste jaar van de ZVW (2006) in daaropvolgende jaren is geïnvesteerd in de praktijkvoering.
Het NZa Kostenonderzoek heeft geleid tot aanpassing van de NZA Tariefformule** Huisartsenzorg in de zin van verhoging van de rekennorm van het consultvolume (van 8296 naar 9434 consulten per jaar)1 en verlaging van de praktijkkostenvergoeding (van € 99.410 naar € 96.918). Beide aanpassingen kunnen eveneens verstrekkende gevolgen hebben voor de bekostiging van huisartsenzorg in de komende jaren.
1 NZa directie Zorgmarkten Cure, huisartsbekostiging, kenmerk JWES/escs/EZK/09d0049176.12 november 2009
Het blijft een curieuze zaak dat de NZa meent verantwoord iets te kunnen zeggen over komende tarieven als zij de kosten van de gewenste/noodzakelijke zorg niet als uitgangspunt neemt , noch wil onderzoeken. Het ‘historische NZa Kostenonderzoek’ sluit op geen enkele manier aan bij de vragen over en het vereiste inzicht in de noodzakelijke financiering van alle ambities van de overheid over gewenste (huisartsen)zorg in de vergrijzende samenleving.
Samenvattend verzoeken wij de Nationale ombudsman om de door collega Moes gestarte klachtprocedure mede namens ondergetekende organisaties ter hand te nemen dan wel voort te zetten.
Met vriendelijke groet,
Namens
Stichting de Vrije Huisarts NZa Projectgroep VPHuisartsen
Rob Schonck, voorzitter Willem van der Linden Hans Nobel
Kosten normpraktijk
**NZa Tariefformule: Tarief = ——————————————–
Werkbelasting (met rekennorm)
Cc Roelof Moes te Nijeveen
Leynse Artz Advocaten te Rotterdam
Bestuur St. de Vrije Huisartsen
NZa Projectgroep
Bestuur Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (vh. Comité WAKE UP!!)
Bijlagen:
Commentaar op de NZa-enquête kosten huisartsenzorg 2008 (Leijnse Artz)
Correspondentie Leijnse Artz en NZa dd.16, 20, 21 en 30 jan. en 9 febr. 2009
Commentaar Leijnse Artz aan NZa PG, op NZa brief, resp. 22 en 21 jan. 2009
VPHuisartsen – 20 februari 2010