Chris Oomen: ‘We hebben meer te winnen bij samenwerking dan bij concurrentie’

Redactie

Zorgverzekeraars? Weinig huisartsen krijgen er een warm gevoel bij. Sterker nog, velen zien hen als de vijand. Chris Oomen, topman van zorgverzekeraar DSW, begrijpt dat sentiment maar al te goed. Hij vindt het machtsmonopolie van de verzekeraars een slechte zaak, zowel voor patiënten als voor zorgverleners. De onafhankelijkheid van de huisarts is voor hem een groot goed en een randvoorwaarde voor het functioneren van het huidige systeem van gereguleerde zorg.

De vertrouwensband tussen arts en patiënt mag niet onder druk komen te staan door financiële prikkels, bureaucratische hobbels of oekazes van zorgverzekeraars. Niet voor niets behoorde hij tot de eersten die hun handtekening zetten onder de petitie van Het roer moet om. De actiegroep verwoordde precies wat hij al jaren betoogt. ‘Prachtig dat zo’n pamflet dat aan de muur gespijkerd wordt, voldoende is om de machthebbers in de zorg als een blad aan een boom om te laten slaan’, vindt hij.

Verbeterde kwaliteit

Vooropgesteld: Oomen is niet tegen het huidige zorgstelsel. Integendeel. ‘Een beter systeem is haast niet denkbaar. We moeten zeker niet terug naar de oude situatie van het ziekenfonds met zijn wachtlijsten en tweederangs patiënten. Dit stelsel heeft de kwaliteit van de zorg absoluut verbeterd.’

Maar dat wil niet zeggen dat het ideaal is. Zo is de monopoliepositie van de vier grote zorgverzekeraars een bom onder het systeem. ‘Het stelsel is gebaseerd op samenwerking tussen zorgverleners, zorgverzekeraars en patiënten. Dat geheel moet in balans zijn. Als je één partij meer macht geeft dan een ander, is het evenwicht zoek.’

‘Ik vind het juist heel gezond dat we als zorgverzekeraars tegenover elkaar staan en dat de verschillen duidelijk worden.’

Hij is het dan ook volstrekt niet eens met de wens van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) om één lijn te trekken. ‘Ik vind het juist heel gezond dat we als zorgverzekeraars tegenover elkaar staan en dat de verschillen duidelijk worden. Mensen moeten iets te kiezen hebben! Dat is een randvoorwaarde voor het functioneren van het huidige zorgstelsel. Zonder keuzevrijheid geen marktwerking.’

Om die reden heeft hij zich ook publiekelijk sterk gemaakt voor de vrijeartsenkeuze, onder andere in een open brief [pdf] aan minister Schippers. Een actie waarvoor André Rouvoet van ZN hem ter verantwoording riep, omdat hij daarmee inging tegen het officiële standpunt van de branche. Niet dat hij daarmee zit. ‘Als 95 procent van het volk voor vrije artsenkeuze is, en 100 procent van de verzekeraars zegt: ‘Wij willen dat niet’, en als je mij dan ook nog wilt verbieden daar kritiek op te hebben, dan ben je als branche echt compleet de weg kwijt’, vindt hij.

Angstcultuur

Ook is hij fel gekant tegen de angstcultuur die is geschapen door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). ‘Het is merkwaardig dat je bijna alles mag als je fuseert, terwijl je bijna niks mag als je wilt samenwerken. Dat is de grootste fout die de gezondheidszorg de afgelopen jaren heeft gemaakt. De boete voor de LHV wegens kartelvorming heeft veel angst veroorzaakt onder huisartsen en veel goede dingen in de zorg belemmerd. Iedereen is bang voor de ACM, maar dat is niet terecht want de mening van de AMC over mededinging doet helemaal niet ter zake. De ACM kan alleen maar duiden; het oordeel is uiteindelijk aan de rechter.’

In zijn optiek is het overduidelijk dat huisartsen zich niet kwalificeren voor de Mededingingswet omdat 85 procent van hun inkomen vastligt, en van de overige 15 procent ook nog eens 85 procent. Het gaat dus maar om een paar procent die flexibel is. ‘Zeker in dat licht is het een kwalijke zaak dat je je als huisarts steeds af moet vragen of je geen dingen doet die in strijd zijn met de Mededingingswet. Huisartsen zouden hun tijd beter kunnen stoppen in het maken van goede afspraken over het invullen van de zorg in hun regio. We hebben veel meer te winnen bij samenwerking dan bij concurrentie.’

‘Ik ken geen huisarts die failliet is gegaan, maar ook niemand die van zijn praktijkvoering miljonair is geworden.’

Marktwerking in de zorg is namelijk iets heel anders dan in andere branches. ‘Huisartsen hebben geen ‘normale’ onderneming. Ik ken geen huisarts die failliet is gegaan, maar ook niemand die van zijn praktijkvoering miljonair is geworden. Kennelijk gelden in huisartsenpraktijken andere regels dan bij andere ondernemers.

‘Dat is ook niet zo gek, want de mogelijkheden om extra geld te verdienen zijn beperkt. Er zit speelruimte in hoe groot je praktijk is en hoe efficiënt je de boel organiseert, maar dan houdt het wel op. Ook het feit dat een huisarts 24/7 beschikbaar moet zijn of vervanging geregeld moet hebben, maakt het onmogelijk om te denken in termen van concurrentie.’

Dat besef is inmiddels ook bij de andere partijen doorgedrongen. Zorgverzekeraars, toezichthouders en politici roepen sinds de bijeenkomst in De Rode Hoed en masse dat de Mededingingswet misschien wel wat ruimer geïnterpreteerd kan worden. ‘Opmerkelijk’, stelt Oomen koeltjes. ‘De wet is niet anders dan vroeger, alleen wordt hij inmiddels anders geduid. Meer in lijn met wat ik al jaren roep.’

Onderhandelingen

Pittige kritiek op zijn vakgenoten dus. Maar Oomen laat het daar niet bij. Hij biedt ook alternatieven. DSW doet sommige dingen bewust anders. Bijvoorbeeld in de onderhandelingen met zorgverleners. Hier niks ‘tekenen bij het kruisje’. Huisartsen en andere zorgverleners worden hier uiterst serieus genomen. Contracten zijn het resultaat van inhoudelijk overleg tussen de partijen in de regio, en dat overleg vindt plaats op het hoogste niveau. ‘Bij de grote zorgverzekeraars kom je als huisarts niet eens voorbij de receptioniste, maar bij ons zit je met de Raad van Bestuur aan tafel’, stelt Oomen.

Het streven is gericht op contracten waar iedereen een goed gevoel bij heeft. De andere kant van de medaille is dat zorgverleners na die onderhandelingen dan ook niet moeten zeuren. Hij kan prima leven met de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over het bezwaar van VPHuisartsen tegen de Tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de huisartsenzorg en de multidisciplinaire zorg voor 2015. Als gevolg van die uitspraak moeten zorgverzekeraars bepaalde prestaties van zorgverleners ook vergoeden als die zorgverlener geen contract heeft.

Oomen heeft daar geen probleem mee, aangezien hij de toegankelijkheid van de huisartsen hoog in het vaandel heeft staan. Maar het moet niet zo zijn, dat hij als verzekeraar dan maar naar de pijpen van de huisartsen moet dansen. ‘Wij sluiten contracten af met allerlei partijen voor de hele regio, en dat doen we met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Het is prima als iemand daar niet in mee wil. Maar ik voel me dan niet verplicht om met zo iemand alsnog een apart contract af te sluiten. Ik wil iedereen een contract geven, en iedereen mag wat mij betreft ook zonder contract functioneren. Zolang het maar niet zo is dat ik iemand zonder contract beter moet honoreren dan iemand met contract.’

Financieren op zorgzwaarte

Ook de wijze van contracteren is anders dan bij de grote vier. Oomen gelooft niet in contrateren op kwaliteit. ‘Contracteren op kwaliteit is complete onzin. Net als in andere beroepen heb je goede en slechte huisartsen. We kunnen hooguit de nullen eruit halen, maar we kunnen onmogelijk beoordelen of iemand een 6 of een 7 is. Dat is een idee-fixe. Kwaliteitsbeoordeling is typisch een verantwoordelijkheid van de sector zelf.’

Daarom financiert DSW zoveel mogelijk op zorgzwaarte. ‘Wie veel moet doen krijgt meer betaald dan wie weinig hoeft te doen. Simpel en rechtvaardig’, vindt Oomen. ‘Dit lijkt mij voor huisartsen het meest ideale systeem.’

‘Ik geloof niet in het bijhouden van aparte administraties voor van alles en nog wat.’

Een bijkomend voordeel voor zorgverleners die zakendoen met DSW is dat deze zorgverzekeraar streeft naar zo min mogelijk bureaucratische rompslomp. ‘Ik geloof niet in het bijhouden van aparte administraties voor van alles en nog wat. Wij kleden de “kerstboom” zoveel mogelijk uit. De meeste dingen die wij willen weten, bijvoorbeeld over het voorschrijfpatroon of de spoedhulp, kunnen we zelf uit het systeem halen. Daar hoeven we de zorgverleners niet mee lastig te vallen.’

Wat de toekomst van de huisartsgeneeskunde betreft verwacht Oomen dat de solopraktijk op termijn zal verdwijnen. Er wordt overal volop samengewerkt, en die trend zal zeker doorzetten. De standaard wordt volgens Oomen een huisartsenpraktijk die voldoende grootte heeft om verschillende disciplines te huisvesten, een gezicht naar buiten te vormen en de continuïteit te waarborgen. In de zorg van de toekomst zullen de eerste en de tweede lijn geïntegreerd samenwerken. ‘Maar dat kan alleen als de financiering daarop afgestemd wordt in plaats van dat die de samenwerking blokkeert, zoals nu nog het geval is.’

Dit artikel verscheen eerder in MedZ 1, jaargang 3. Lees hier gratis de volledige editie.