Bij zijn afscheid van Medisch Contact kreeg huisarts Ben Crul een boek over Pietje Bell. Een symbolisch cadeau, want grenzen opzoeken, lastige vragen stellen en vanzelfsprekendheid op de helling zetten was zijn tweede natuur. Zijn eerste was huisarts. Daar kwam hij achter toen hij na zijn laatste coschap als zaalarts in het Antoni van Leeuwenhoek werkte. Hij dacht erover om neuroloog te worden, maar eenmaal “op zaal” merkte hij dat het ziekenhuis niet zijn wereld was. ‘Een chirurg kan over een wond zeggen: “Het ziet er fantastisch uit!” Maar daar denkt die mevrouw in dat bed toch anders over.’
De echte eyeopener was de opmerking van een mevrouw met terminale ovariumkanker: ‘Ik weet dat ik dood ga, maar dat hoef je me niet steeds te vertellen. Heb je ook een leuk verhaal voor me?’ Daardoor besefte ik ineens dat je het als arts niet alleen over labuitslagen hoeft te hebben, maar dat het belangrijk is om ook de gewone dagelijkse dingen met je patiënten te delen. Het persoonlijke contact vind ik nog steeds het meest cruciale wat er tussen arts en patiënt gebeurt.’
GAK-arts
Dus werd hij huisarts. Hij kocht een veel te groot huis en een veel te kleine verwaarloosde praktijk, waardoor hij gedwongen was er iets ‘bij’ te doen. Dat werd GAK-arts. Dat is minder saai dan het klinkt, verzekert hij. Althans, hij maakte het minder saai, door de werkvloer op te zoeken.
Hij was nieuwsgierig naar de arbeidsomstandigheden van mensen en aangezien hij Schiphol en Fokker onder zijn beheer had, vond hij het logisch om te vragen of hij ook eens, weliswaar aan de grond, in een F16 mocht zitten.
In die functie had hij zijn eerste aanvaring met autoriteiten over het oprukkende marktdenken. ‘Als verzekeringsarts moest ik productie draaien. Dan kreeg je de idiote situatie dat je mensen met een gebroken been elke week op moest laten draven, zodat je weer een vinkje kon zetten.’ Dat stuitte hem zo tegen de borst dat hij ontslag nam.
Offshore
Hij stoomde door als hoofdinspecteur bij het Staatstoezicht op de Mijnen, een nieuwe functie. Hoewel de naam anders doet vermoeden ging het hier niet om stoflongen, maar om offshore werk. Offshore was booming in Nederland en op gezondheidsgebied was nog niets geregeld. Aan Crul de taak om dat op poten te zetten. Dus vloog hij per heli langs de boorplatforms en zocht daar de mannen op de werkvloer op.
‘Als je met een veiligheidsman van de NAM meeging was het altijd gezellig, maar voor je aankwam werd alles gepoetst en er was nooit wat aan de hand. Maar als je bleef slapen hoorde je de echte verhalen’. En daar was hij op uit. Ook als dat betekende dat hij de autoriteiten tegen de haren in moest strijken. Zo heeft hij eens op stel en sprong een productieplatform in aanbouw laten ontruimen omdat de veiligheid in zijn optiek niet gewaarborgd was.
Stroperigheid
Bij de LHV maakte hij kennis met de duistere wereld van politieke besluitvorming. Als districtsvoorzitter van de eerste regionale huisartsenvereniging gaf hij leiding aan een nogal dwars clubje. Op zijn eerste vergadering diende hij al direct een motie in over de zwaarte van de 24-uursdiensten. ‘Er werden twee mensen op mijn dak gestuurd die me moesten omkletsen om de motie-Crul in te trekken. Dat heb ik gedaan, maar daar heb ik altijd spijt van gehad. Daar heb ik van geleerd dat je altijd kritisch moet blijven en trouw aan je principes.’
Door zijn stevige standpunten kreeg hij geregeld een podium in Trouw en de Telegraaf. Iets waar het LHV-bestuur niet blij mee was. Ze vonden hem een ongeleid projectiel en verboden hem zijn brieven uit hoofde van zijn functie als LHV-bestuurder te schrijven.
Dan had hij als hoofdredacteur van Medisch Contact een stuk meer vrijheid. Die functie was hem op het lijf geschreven. Zijn opdracht: het clubblad van de KNMG bij de tijd brengen. Een flinke uitdaging, want de KNMG was behoorlijk conservatief en het blad behoorlijk stoffig. Hij ging erin op de enige manier die hij kende: vanuit passie.
‘Bij de KNMG dachten ze in ledengeld. Maar ik ging op de Buurtzorgmanier te werk: We gaan leuke dingen doen!’ Onder het motto “beter goed gejat dan slecht verzonnen” liet hij zich uitnodigen bij bladen als Elsevier en HP om daar de kunst af te kijken. Zo transformeerde hij het blad in een modern magazine met een hoge oplage.
Ergens voor staan, vertrekken vanuit je kern en daar trouw aan blijven, loont.
Qua identiteit sloot hij bewust aan bij de kernwaarden van het blad dat ooit was begonnen als verzetsblad in de oorlog. Ergens voor staan, vertrekken vanuit je kern en daar trouw aan blijven, loont, was zijn overtuiging. En dat bleek ook: in 2010 won Medisch Contact de LOF-prijs voor het beste vakinformatieblad van Nederland. De kroon op zijn werk.
Volkstuintjes
En toen deed hij iets wat niemand verwachtte: hij werd medisch-adviseur bij Zilveren Kruis. Velen ervoeren het als verraad, maar Crul gelooft in verandering van binnenuit. In plaats van kritiek te leveren op de zorgverzekeraar, wilde hij kijken of hij iets kon veranderen.
Achteraf misschien niet zo’n goede zet om zich als Pietje Bell in het hol van de leeuw te wagen, geeft hij toe. Zijn idealisme strandde op de trage beslissingsprocessen, de gapende kloof tussen beleidsmakers en werkvloer en het gebrek aan logische regels. Hij kreeg kromme tenen van de organisatie in silo’s, waarvan hij op zijn tweede dag al zei: ‘zo zit de patiënt niet in elkaar!’
Volkstuintjesgedrag, noemde hij dat. ‘Ieder heeft zijn eigen volkstuintje en schoffelt dat goed, maar niemand kijkt hoe het bij de buurman is of haalt het hekje weg.’ Meer onkunde dan onwil, meent hij, want hij heeft bij de zorgverzekeraar veel enthousiasme gezien. Maar ook veel dommigheid. ‘De grootste: dat ze zelf dingen verzinnen en niet eerst informeren bij mensen uit de praktijk.’
‘Het controleren van professionals is nergens voor nodig. Het werkt niet en haalt het slechtste in beide partijen naar boven.’
Het stoorde hem mateloos dat in een organisatie die gaat over de zorg, nauwelijks mensen in de top zitten die uit die zorg komen. ‘Dat leidt ertoe dat men focust op de verkeerde dingen. Dan kijk je naar getallen omdat je daar toevallig goed in bent.’ Ook het geïnstitutionaliseerde wantrouwen was hem een doorn in het oog. ‘Het controleren van professionals is nergens voor nodig. Het werkt niet en haalt het slechtste in beide partijen naar boven. We kunnen beter kijken naar wat goed gaat en uitgaan van vertrouwen.’
Hartaanval
Maar daarvoor zat hij bij de verkeerde club. De stress eiste zijn tol. Op een dag zette hij zijn auto stil langs de snelweg vanwege een sterk niet-pluisgevoel, en in no time lag hij op de hartbewaking, een paar stents rijker. De cardioloog zei: ‘Je moet nu alles anders gaan doen’. Dus nam hij ontslag. Geen ramp. ‘Nu zit ik in een oratoriumvereniging en volgend jaar zing ik de Mättheus Passion. Ik kan eindelijk House of Cards kijken, iets waar ik nooit de tijd voor had.’
Ook stelde hij zichzelf de vraag: wat wil ik nu echt? Het antwoord was simpel: terug naar de eerstelijn! Bij een organisatie zonder bureaucratie, vergadercultuur of onbegrijpelijke regelingen. Gewoon hands on. Dat werd dus Buurtzorg. Daar bloeit hij op.
‘Hier ligt mijn passie. Ik ben weer thuisgekomen in een wereld die mij heel dierbaar is.’ Hier komen alle lijntjes uit zijn carrière bij elkaar en ziet hij mensen belangrijke organisatieprincipes in de praktijk brengen zonder dat iemand hen in de nek hijgt. ‘Hier werkt men vanuit plezier en met oog voor de mens. Professionals hoeven de oren niet te laten hangen naar mensen die inhoudelijk niks toevoegen. Hier doen ze dingen, in plaats van er alleen over te schrijven. En er wordt voortdurend kritisch gekeken naar de meerwaarde van wat er gebeurt.’ Daar kunnen ook huisartsen veel van leren, vindt hij.
Ketenzorg
De huisarts kan alleen een belangrijke plaats in het zorgstelsel blijven innemen als het roer ook echt omgaat. Dat betekent: weg van de marktwerking in de zorg. Als hij een dagje minister mocht zijn, zou hij dat principe als eerste afschaffen.
Een van de voordelen van niet meer werken bij de zorgverzekeraar is dat hij nu hardop mag zeggen dat marktwerking onzin is. Hij was altijd goed in lastige vragen stellen. Zijn favoriet: voor welk probleem is dit de oplossing? Die vraag heeft hij over de marktwerking aan menig beleidspersoon gesteld, maar een bevredigend antwoord is er nooit gekomen.
‘Cijfers zijn een verkeerde insteek in een branche die draait om mensen.’
‘Cijfers zijn een verkeerde insteek in een branche die draait om mensen. Huisartsen hebben zich afhankelijk laten maken van perverse prikkels, zoals prestatiegericht voorschrijven, en de LHV heeft daar volop aan meegedaan.’
Maar liever ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Zo moet er beter gekeken worden naar de meerwaarde van projecten – of het ontbreken daarvan. Neem de ketenzorg. ‘Daarmee hebben we het paard van Troje binnengehaald. Dat kost handenvol geld en levert nauwelijks iets op.
Uit een artikel over de effectiviteit van geïntegreerde COPD-zorg in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (maart 2015) blijkt duidelijk dat er na 24 maanden geen verschil in resultaat is tussen patiënten die een COPD-programma in de eerstelijn volgden en patiënten die dat niet deden. De ketenzorgbehandeling leidde niet tot een verbetering in kwaliteit van leven, exacerbatie en kortademigheid. Dat zou te denken moeten geven. Ketenzorg werkt niet. Als we de miljoenen die het kost zouden besteden aan praktijkverkleining zouden we veel meer bereiken.’
Ook zou hij graag inzicht willen krijgen in de collateral damage van ketenzorgprogramma’s en de voorgeschreven medicijnen. ‘Je moet je steeds afvragen: wegen de bijwerkingen op tegen het resultaat? Huisartsen zijn bij uitstek geschikt voor het maken van die afweging, maar dan moeten ze wel ophouden met alleen door de COPD- of diabetesbril te kijken.’
Eigen kracht
Zorggroepen zijn een typisch voorbeeld van een tekentafelmodel: grootschalige organisaties met een pluimage aan zorgaanbieders die een patiënt in stukjes knippen en in ketens proberen te vangen. Prima idee vanachter een bureau, het enige probleem is: mensen zitten zo niet in elkaar. Daarmee gaan ze in tegen alles wat Buurtzorg nu juist tot een succes maakt: kleinschaligheid, menselijk contact, integrale zorg, de professional in the lead.
‘De zorg is teveel doorgespecialiseerd. Er is sprake van kokervisie. Ieder kijkt alleen naar zijn eigen kleine stukje.’
Zorg hoort vorm te krijgen vanuit de simpele vraag: wat is er nodig? Het antwoord volgens Crul: professionals die vertrekken vanuit eigen kracht. En de kracht van de huisarts is zijn generalisme. ‘De zorg is teveel doorgespecialiseerd. Er is sprake van kokervisie. Ieder kijkt alleen naar zijn eigen kleine stukje. De huisarts is de enige arts die het totaalplaatje nog in het oog houdt. Dat is zijn meerwaarde, en die moeten we koesteren.
‘Er moeten dokters blijven die de draadjes kunnen verbinden, dus laten we alsjeblieft geen specialistje gaan spelen. Als je als huisarts niet meer weet hoe je een COPD-patiënt moet behandelen omdat je dat hebt uitbesteed, ben je niet goed bezig. Dan zak je weg in de rol van praktijkmanager.’
Tot de kracht van de huisarts behoort ook het persoonlijke contact en de vertrouwensrelatie. ‘Toen ik zelf in de patiëntrol zat schrok ik van het enorme aantal mensen dat je tegenwoordig als patiënt te zien krijgt. Het is een soort zelfrijzend bakmeel geworden. Zeker nu mensen langer thuis wonen en eenzaamheid een serieus probleem wordt, zijn bekende gezichten van groot belang.
Het mooie van ons vak is dat je met iemand die net weduwe is geworden het ook moet hebben over wat voor haar nog van belang is in het leven. Dat zijn indringende gesprekken waarbij je je niet achter je scherm kunt verschuilen of protocollen af kunt draaien. We moeten weer de menselijke dokter worden die we ooit wilden zijn toen we dit vak kozen. Dat is niet alleen beter voor de patiënt, maar daar word je zelf ook vrolijker van.’
Samenwerken
Ook een betere samenwerking tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen moet een prioriteit worden. Crul was geschokt toen hij hoorde dat wijkverpleegkundigen huisartsen vaak niet te pakken kunnen krijgen. ‘Wat zou een huisarts ervan vinden als hij niet verder kwam dan de assistente van de specialist? Een wijkverpleegkundige belt niet voor niets! Zij moet kunnen inbellen via de artsenlijn.
‘De relatie tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen moet weer net zo sterk worden als vroeger.’
‘De relatie tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen moet weer net zo sterk worden als vroeger. De signaalfunctie van de wijkverpleegkundige is voor huisartsen cruciaal. Het versterken van die as is dan ook een van de belangrijkste dingen die we kunnen doen om de zorg te verbeteren.’
Een man naar mijn hart!
Lijkt wel samenvatting van de nieuwsbrieven van HRMO ?
Uit het hart gegrepen: nu met nza in de slag om financiering aan te passen. Praktijkverkleining prima, maar….jonge huisartsen willen zich niet vestigen en ouderen stoppen eerder door de vele verplichtingen. Met n kleine praktijk in huidige financiering kun je niet de zorg leveren zoals beschreven in LHV model praktijk 2022.
Beste Ben,
Blij dat er mensen zijn zoals jij.
Het buurtzorg- principe is de enige mogelijkheid om de zorg te laten functioneren en niet onbelangrijk het betaalbaar te houden.
Een minder complex zorgstelsel .
Het is echt vreselijk voor de mensen die afhankelijk zijn van de zorg.
Vecht je echter niet dood.
Je oprechtheid kan ik zeer waarderen.
Persoonlijk blijf ik jou mening en die van Jos de Blok uitdragen .
Toppers
Jos de Blok