1. Tarieven stijgen nauwelijks door lage indexatie
Wat als eerste opvalt aan de nieuwe tarieven [pdf] zijn de minimale verhogingen van de consult- en inschrijftarieven. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat een belangrijk deel van de kosten van de huisarts materiële kosten zijn. Kosten voor zaken die u moet aanschaffen om uw praktijk te kunnen voeren.
Zo kan een lage benzineprijs er uiteindelijk voor zorgen dat uw tarieven niet of nauwelijks stijgen
De indexatie van materiële kosten is gekoppeld aan het CBS prijsindexcijfer en zo kan een lage benzineprijs er uiteindelijk voor zorgen dat uw tarieven niet of nauwelijks stijgen. Voor 2016 worden materiële kosten geïndexeerd met een percentage van 0,62 procent.
Voor de personele kosten heeft de overheid, zoals elk jaar, een zogenaamd OVA–percentage (Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling) afgegeven. Voor 2016 is dit 0,86 procent. Dit is het percentage waarmee de loonkosten van uw personeel in 2016 worden geïndexeerd. Als in de toekomst mocht blijken dat de werkelijke kostenstijgingen van materialen en lonen hoger zijn dan geraamd vindt er mogelijk een aanpassing van de tarieven plaats op basis van nacalculatie.
Commentaar VPHuisartsen
Afgezien van de minimale verhoging voor de indexatie van de tarieven komt er niets bij. De NZa heeft kennelijk besloten om de toegestane groei in 2016 te reserveren voor de toename van het volume. Het consulttarief is tussen 2006 en 2016 gestegen van 9,00 euro naar 9,07 euro.
2. M&I IUD en Cyriax zijn terug van weggeweest
In 2015 zijn de M&I verrichtingen IUD en de Cyriax-injectie ondergebracht in de reguliere basiszorg. Daarvoor werden de inschrijftarieven iets verhoogd en zouden er in S3 aanvullende afspraken in het kader van uitkomstbekostiging moeten worden gemaakt met de zorgverzekeraars. Deze systematiek bleek echter niet uit te leggen aan de beroepsgroep.
Omdat er bovendien in S3 geen goede afspraken gemaakt konden worden over de aanvullende beloning voor deze prestaties, heeft de NZa besloten de twee prestaties weer als M&I verrichting in S1 op te nemen. Ook de 6,9 procent uitkomstbeloning is vanuit S3 verdwenen en zit weer gewoon in het M&I tarief. Dat geldt overigens ook voor de overige M&I verrichtingen in S1.
In onderstaande tabel is te zien hoe de M&I verrichtingen (met de oude codes uit 2014) in 2016 in S1 zijn ondergebracht.
Nummer voorheen | Omschrijving M&I | Declareren per 1-1-2016 | Contract nodig? |
---|---|---|---|
In de basiszorg opgenomen M&I verrichtingen (al sinds 2015) | |||
13016 | Postoperatief verwijderen hechtmateriaal praktijk | C2 | Nee |
13017 | Postoperatief verwijderen hechtmateriaal thuis | V2 | Nee |
13018 | Verrichting ter vervanging specialistenbezoek | C2 | Nee |
13019 | Trombosebeen | C2 | Nee |
13020 | Varicessclerosering | C2 | Nee |
13025 | Aanmeten en plaatsen pessarium | C2 | Nee |
13046 | Kortdurende opname | V2 | Nee |
M&I verrichtingen behorende tot S1 | |||
13023 | Therapeutische injectie Cyriax | Ther injectie | Ja |
13042 | Inbrengen IUD/implanteren cq verwijderen implanonstaafje | IUD | Ja |
13012/13047/13048 | Chirurgie | Chir | Ja |
13034/13035 | Intensieve zorg overdag | V intensieve zorg | Ja |
13036/13037 | Intensieve zorg ANW t | V intensieve zorg ANW | Ja |
13015 | Ambulante compressie bij ulcus crurus | ACT | Ja |
13024 | Oogboring | Oogboring | Ja |
Commentaar VPHuisartsen
Het besluit om deze verrichtingen terug te brengen onder de ‘gewone’ M&I verrichtingen in S1 is verstandig. Het systeem pakte nodeloos ingewikkeld en voor niemand te begrijpen uit. Door deze maatregel wordt S3 met een aantal miljoenen euro’s verkleind. Je kunt je afvragen hoe zinnig het is om dit segment te laten bestaan. Het budget bedroeg in 2015 193 miljoen waarvan 62 miljoen variabiliseringsgelden (die eerder onttrokken werden aan het budget voor de basiszorg) en 81 miljoen voor de POH somatiek.
3. POH-GGZ uitgebreid zonder verruiming van het budget
De NZa heeft geconstateerd dat er in het veld op sommige plaatsen behoefte is aan een grotere inzet van de POH-GGZ dan de norm van maximaal 0,3 FTE per normpraktijk. Om die reden heeft de NZa de mogelijkheid geschapen om de inzet op te hogen tot om en nabij 1 FTE per normpraktijk.
Commentaar VPHuisartsen
Voor VPHuisartsen is niet te begrijpen waarom de NZa ruimte biedt aan een grotere inzet van POH-GGZ zonder dat er sprake is van een verruiming van het macrobudget Huisartsenzorg. We weten immers dat er in 2014 sprake was van een overschrijding van het budget van bijna 40 miljoen euro (Vektis) als gevolg van een ‘te ruime inzet’ POH-GGZ, ofwel te krap begroot budget.
In 2015 is het budget met 10 miljoen euro opgehoogd. Gezien de uitbreiding van de POH-GGZ over het land kan het niet anders dan dat er ook in 2015 fors wordt overschreden.
Door deze maatregel worden huisartsen uitgenodigd extra GGZ-zorg te leveren waarvoor nu reeds het budget onvoldoende is en waardoor zij straks forse geldboetes van de minister kunnen verwachten. De NZa heeft namelijk tegelijkertijd met deze tariefbeschikking de beleidsregel Macrobeheersinstrument Huisartsenzorg 2016 uitgebracht, waarin wordt aangegeven dat de mogelijkheid bestaat dat door individuele huisartsen achteraf geld moet worden teruggestort naar het Zorgverzekeringsfonds indien het budgettaire kader huisartsenzorg wordt overschreden.
Het bestuur van VPHuisartsen verwacht dat huisartsen zo verstandig zullen zijn hun formatie POH-GGZ niet uit te breiden en wellicht zelfs zullen verminderen gezien de dreigende MBI-heffingen.
4. Geen contract meer nodig voor M&I verrichtingen uit de aanvullende verzekering
Voor een aantal M&I verrichtingen, die niet worden vergoed vanuit de basisverzekering, heeft de NZa besloten dat een contract met de zorgverzekeraar niet langer een voorwaarde is om ze te mogen declareren.
In onderstaande tabel zijn deze verrichtingen groen gearceerd
Nummer | Omschrijving M&I | Declareren | Contract nodig? |
---|---|---|---|
13000 | Audiometrie | Ja | |
13001 | Doppler | Ja | |
13003 | Tympanometrie | Ja | |
13004 | Longfunctie | Ja | |
13005 | ECG | Ja | |
13006 | Spleetlamponderzoek | Ja | |
13007 | Tele-onderzoek Wadden | Ja | |
13008 | 24-uurs RR meting | Ja | |
13009 | Teledermatologie | Ja | |
13010 | MMSE | Ja | |
13011 | Holter/Eventrecording | Ja | |
13027 | MRSA screening | Ja | |
13045 | Abdominale echografie | Ja | |
13032 | Palliatieve consultatie | Ja | |
13033 | Palliatieve consultatie | Ja | |
13038 | Euthanasie | Ja | |
13044 | Huisartsenzorg in maatschappelijke opvang | Ja | |
13043 | Huisartsenzorg in verzorgingshuis | Ja | |
13029 | Diabetes begeleiding per jaar | Ja | |
13030 | Diabetes instellen op insuline | Ja | |
13031 | COPD gestructureerde zorg per jaar | Ja | |
13013 | Chirurgie ingeval van cosmetiek | Nee | |
13021 | Varicessclerosering in geval van cosmetiek | Nee | |
13040 | ReizigersadviseringSterilisatie man | Nee | |
13041 | Sterilisatie man | Nee | |
13039 | Besnijdenis | Nee |
Commentaar VPHuisartsen
Op 15 september behandelt het CBb (College van Beroep voor het bedrijfsleven) in Den Haag het bezwaar van VPHuisartsen tegen de tariefbeschikking 2015 van de NZa. Een belangrijk onderdeel van onze bezwaren is de zogenaamde contractvereiste dat door de NZa aan veel prestaties is gekoppeld. Deze koppeling leidt er in de praktijk toe dat patiënten een aantal verrichtingen niet kunnen laten doen door een huisarts die geen contract heeft omdat er in dat geval niet mag worden gedeclareerd.
Daarmee komt net als bij de invoering van artikel 13 de vrije artsenkeuze in het geding. Vanuit dit perspectief is VPHuisartsen blij dat de NZa bovenstaande maatregel heeft getroffen. Wij hadden graag gezien dat deze op alle prestaties van toepassing zou zijn.
5. ANW tarieven blijven stijgen
Het tarief voor een uur HDS-dienst stijgt per 1 januari 2016 naar 70,96 euro. Dat is een verhoging van 2,4 procent ten opzichte van het tarief van 1 juli 2015 dat 69,32 procent bedroeg. Op 1 januari 2014 bedroeg het tarief 67,50 euro.
Commentaar VPHuisartsen
Ook bij de indexatie van het uurtarief NZa is er sprake van een praktijkkosten- en een honorariumcomponent. Uit de bijgeleverde stukken wordt niet duidelijk waarom er, in afwijking van de indexatie voor de dagtarieven, nu een percentage van 2,4% wordt gehanteerd. De verklaring hiervoor moet gevonden worden in een andere methode van indexeren. VPHuisartsen zal hierover navraag doen bij de NZa.
Conclusie VPHuisartsen
De belangrijkste conclusie uit deze tarievenlijst 2016 is dat de NZa de totale toegestane groeiruimte van 2,5 procent vooral wil benutten in S3 voor innovatie en uitkomstbekostiging. Het op deze manier ieder jaar vaststellen van de tarieven leidt tot verdere variabilisering van de basiszorg. Deze wordt zo ernstig uitgehold dat van een sterfhuis kan worden gesproken. Sinds 2006 is het consulttarief gestegen met 0,07 euro en het basisinschrijftarief met 0,6 euro.
Bovendien is de algehele stijging van de tarieven zo marginaal dat niet gesproken kan worden van enige versterking van de huisartsenzorg. In dit verband is het interessant om te kijken naar cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek met betrekking tot omzet, kosten en resultaat van zelfstandige beroepsbeoefenaren in de huisartsenzorg (praktijkhouders en zzp-waarnemers) over de jaren 2006-2013. Deze zijn gebaseerd op door de accountants gecontroleerde jaarcijfers die bij de Belastingdienst bekend zijn.
Hieruit blijkt dat er in deze zeven jaren een forse toename is geweest van de omzet (392 miljoen), maar dat kosten nog sterker stegen (403 miljoen). Hierdoor nam het resultaat af! Een geluid dat we ook van sommige van onze leden al te horen hebben gekregen. Deze ontwikkeling is ongetwijfeld mede het gevolg van de korting van 98 miljoen in 2011 die door zijn structurele karakter ook in alle jaren daarna doorwerkt.
Als je het resultaat afzet tegen de toegenomen werklast in die jaren moeten we vaststellen dat huisartsen steeds harder gaan werken voor minder geld.
Als je het resultaat afzet tegen de toegenomen werklast in die jaren moeten we vaststellen dat huisartsen steeds harder gaan werken voor minder geld. Wel dragen ze een steeds groter financieel risico in hun onderneming.
De te krappe budgettaire kaders van de huisartsenzorg blijken een doelmatig instrument om de inkomens van huisartsen te beperken en ze te dwingen tot extra werk om hun stijgende vaste kosten te kunnen betalen. VPHuisartsen heeft de minister hierop gewezen in een open brief van 29 juni 2015.
Om dit ‘systeem’ te doorbreken is er volgens VPHuisartsen maar één remedie en dat is ophouden medewerking te verlenen aan innovatie- en substitutieprojecten zolang de budgettaire kaders niet zijn verruimd en er financiële armslag komt om de basiszorg goed te kunnen blijven verlenen.
Als dit de analyse is, begrijp ik niet dat er met HRMO niet een werkgroep “macrobekostiging huisartsenzorg” is toegevoegd. Nu blijven de ondernemersklemmen gehandhaafd:
1e klem:onvoldoende investering in het fundament basiszorg. Terwijl de macrokosten huisartsenzorg sinds de Zvw met 3,9% per jaar stijgen, stijgt het basisIT slechts van 13.25 (2006) naar 14,72 (2016) en stijgt CT van 9.00 (2006) naar nota bene 9.07 (2016) .
2e klem: bij 77% van de omzet is de prijs gebaseerd op het NZa kostenonderzoek. De werkelijke gemeten uitgaven van 2009/2010 van de vormt steeds de nieuwe prijs. Maar deze werkelijke uitgaven staan al onder curatele van eerdere onderzoeken… En onderhandelen mag niet tot bijna niet.
3e klem: MBI: macrokorting per segment, en mogelijk individueel binnen segmenten.
Nu zijn er met HRMO 3 werkgroepen opgericht. En blijft de minister zelf (met haar NZa) in haar comfortzone zitten. De indruk wordt immers gewekt dat er met een nieuw overleg tussen aanbieders en verzekeraars betere afspraken zijn te maken over kwaliteit, samenwerking en lastenreductie. Met een nieuw leving playing field. Dat mag deels zo zijn, Maar het hoofdprobleem blijft (structureel) m.i. dus onbesproken. Mijn advies: geef de huisarts (wel) een onderhandelingspositie ten aanzien van risico en rendement. Ook dat kan transparant geschieden.
Anton,
De zorgen die je hebt over het verzakkende financiële fundament van de basiszorg deel ik helemaal.
Het Roer Moet Om heeft er echter doelbewust voor gekozen om de financiering van de huisartsenzorg buiten de discussie te laten omdat het gesprek dan al snel verzandt in termen als: ‘het is ze alleen om geld te doen’. Volgens mij een verstandige keuze.
Dit betekent wel dat het probleem van de te krappe financiering op een andere manier op de agenda moet worden gezet. Nu het macrobeheersinstrument is aangescherpt en werkt als een vlijmscherp budgetteringsinstrument hoop ik dat huisartsen zich terughoudender gaan opstellen bij het contracteren van modules. Binnen de huidige systematiek kan er pas druk worden gezet als er geen overschrijdingen meer zijn en het macrobudget.
Excuus voor de taalfouten in mijn reactie.
De financiering(smaatregelen) huisartsenzorg buiten de discussie van de drie HRMO-werkgroepen houden, waar het gaat over I Kwaliteit, II Bureaucratie en administratieve overlast en III Samenwerking en Gelijkwaardigheid (over de implicaties van de Mededingingswet) is natuurlijk wat kunstmatig. De knel- en conflictpunten die er tussen huisartsen, overheid en verzekeraars bestaan worden er immers direct of indirect door bepaald.
Maar indien er met de HRMO-initiatieven een basis kan worden gelegd voor verder breed overleg tussen alle betrokken partijen, niet in de laatste plaats met de werkers en risicodragers in het veld – inderdaad de praktijkhouders – dan is er een stap gezet in de goede richting.
De laatste jaren neemt weliswaar de praktijkomzet toe, maar de kosten nog veel meer. Bij een hogere werklast in uren, neemt daardoor het resultaat verder af. Dat is geen gezonde basis voor een ontspannen praktijkvoering. Laat staan voor het aangaan van financieel-economische risico’s als praktijkhouder (substitutie, innovatie ed). Vandaar het Sterfhuisartikel n.a.v. de nieuwe financieringsregels Huisartsenzorg en MDZ 2016.
Van de 11.345 praktiserende huisartsen in ons land is 64% werkgever cq risicodragend praktijkhouder (7.200). Zorgen voor een stabiele, gezonde(re) praktijkfinanciering draagt er aan bij dat zij zich kunnen richten op nog betere patiëntenzorg. De instabiele en ontoereikende financieringsmaatregelen voor 2016 en de dreigende Zorgboete (MBI) staan hiermee echter op gespannen voet.
Laten we hopen dat met de resultaten van de HRMO-discussie meer ruimte en ambitie ontstaat voor volwassen overleg over betrouwbare en gezonde financiering voor huisartsgeneeskundige zorg. Met name praktijkhouders zullen daarbij duidelijk hun stem moeten laten horen. HRMO laat zien dat dat het verschil kan maken.
Is het niet weer eens tijd dat er een deskundige en onafhankelijke diagnose wordt gemaakt van de financieel-economische situatie van de huisartsenzorg ?
Met bijhorende therapieën ?
Bijvoorbeeld aan de hand van de vraag of een bedrijf als de Huisartsenzorg Nederland B.V. in aanmerking zou komen voor aanmerkelijke financiële investering gezien de uitdagingen die op haar afkomen en gezien de huidige financieel-economische situatie en de (niet-)perspectieven die haar nu geboden worden.
En of het verstandig is om als jonge huisarts in zo’n toekomst een eigen praktijk te beginnen ?
Of is het verstandiger geen eigen praktijk meer te beginnen.
En is dit het eigenlijke doel van de huidige (niet-)perspectieven ?
De slechte onderhandelingspositie van de huisartsenzorg is al jaren een structureel probleem. Deze is er niet beter op geworden. De resultaten zijn er naar.
Hoe kan het dat met de personeelstarieven een stijging van 0,86% voor 2016 wordt voorzien, terwijl dan een LHV een principeakkoord met betrekking tot de CAO sluit met een stijging van 1,5% vanaf 1 maart 2015, 1,1 % per 1 april 2016 en bruto Euro 20,- per 01 januari 2016 en dan nog een stijging van 0,5% per 01 januari 2017? Dan is het niet vreemd dat het praktijkresultaat al jaren een dalende lijn laat zien.
NP
Dit percentage van 0,86 is een voorlopig cijfer. Overigens wordt het niet sectorspecifiek vastgesteld. Lees wat de NZa erover schrijft:
“De indexering van de personele kosten gebeurt op basis van een percentage dat de overheid vaststelt: de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA). Het Centraal Planbureau berekent het percentage op basis van de CAO’s en loonkostenontwikkeling in de markt. Het OVA-percentage is rond de maand juli bekend en wordt met terugwerkende kracht naar 1 januari in de budgetten verrekend. Dit kan tot een inhaaltoeslag leiden.”
In dit artikel over de ontwikkelingen van onze tarieven mis ik nog uitleg over de praktijkverkleining van de normpraktijk van 2350 naar 2167 pat.( enige jaren terug) dit is een verlaging met 7,8%.
De tarieven hadden dan toch ook met 7,8% verhoogd moeten worden??
Nu hebben de huisartsen deze verkleining met eigen geld betaald.
Of is mijn redenering onjuist??
Peter,
Bij het ingaan van de onderhandelingen voor 2015 dreigde de minister 226 miljoen te zullen korten wegens overschrijding van de budgettaire kaders. Die korting ging van tafel omdat LHV en Ineen beloofden meer te zullen doen en met name meer zorg te substitueren vanuit de tweede lijn.
Om ons in de komende jaren die 226 miljoen te laten behouden is de normpraktijk verkleind naar 2168 patiënten. Je hebt die verhoging dus niet in de tarieven teruggevonden omdat we die in de jaren hadden verdiend door meer volume te leveren. Dat is precies hoe het macro beheersinstrument werkt: hoe meer volume je levert des te lager wordt je tarief.
Nog altijd rekent men een consulttijd van 20 min, terwijl die in de praktijk 10 min is. Ook werktijd tot 18u. terwijl die in de praktijk tot 17u. is. Dat weten de hoge piefen van NZa drommels goed. Maar hen maakt het niet uit om deze basale correctie door te voeren. Voorts is het hilarisch te constateren dat sinds 2006 een consulttarief stationair is in prijs. Een verandering van €9 naar €9,07 met zelfs een tijdelijke daling van 2 jaren onder de €9 in 9 jaar tijd is opmerkelijk. De abonnementstarieven zijn ook niet noemenswaardig verhoogd, mag geen naam hebben. Terwijl de praktijkkosten in dezelfde periode bijna 30% zijn gestegen. Dan ook nog een voetnootje om POH-GGZ van 0,3FTE naar 1FTE op te rekken voor exact hetzelfde budget.
Ik vraag me allang niet meer af hoe men zo krankjorum kan zijn, wat hun motieven zijn. Dat is zinloos. Hun leefwereld is volstrekt anders en staat niet in contact met de werkelijke wereld waar wij elke dag als huisartsen mee worden geconfronteerd. Waar het mij om gaat is hoe lang we dit nog gedwee met z’n allen toestaan. Je kunt immers niet alles bij de zorgverzekeraars uit onderhandelen. Voor die 23% van onze omzet valt er niet veel meer extra’s te verdienen. De basis huisartsenzorg, de 77% die NZa bepaald, daar moet een gapend gat in kosten-baten verschil, met correcties van de afgelopen jaren, worden gedekt. Ik heb het antwoord natuurlijk zeker niet in pacht, maar ik denk alleen hardop na over dit soort zaken.