SSFH blijkt geldverslindend en bureaucratisch gedrocht

Redactie

Bij de oprichting van de Stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg (SSFH) door de CAO-partijen Huisartsenzorg (LHV, VHN, enkele werknemersorganisaties en vakbonden) waren er al veel vragen en protesten vanuit de praktijkhouders. Zo werd de financiering verplichtend opgelegd aan de praktijkhouders (en huisartsenposten) zonder dat deze extra praktijkkosten in de tarieven werden gecompenseerd.

Resultaat

Zijn er door de verplichte onderwijssubsidie ook meer doktersassistenten beschikbaar gekomen voor de huisartsenpraktijken? Met andere woorden: is dat hoofddoel gehaald? Of op zijn minst benaderd? Op geen enkele manier. In het verkorte jaarverslag over 2013 valt te lezen dat er 1520 aanvragen voor een stagevergoeding zijn geweest. De gerealiseerde stagekosten bedragen 280.000 euro.

Van alle opgebrachte werkgeverssubsidies (2,3 miljoen euro) is dus ongeveer 10 procent besteed aan betaalde stageplaatsen. Daarnaast is er nog een VWS-subsidie en werknemersbijdrage zodat het totaal aan omzet 2.458.000 euro bedroeg.

Wat werd daarvoor gedaan? Is het vermeende tekort aan doktersassistentes nu teruggelopen? Daarvan maakt het jaarverslag geen melding. In een arbeidsmarktanalyse wordt gewag gemaakt van een daling van 660 naar 360 vacatures, maar die teruglopende vraag wordt vooral verklaard door uitbreiding van zittend of tijdelijk personeel.

Geen verband houden

Uit eerdere en volgende arbeidsmarktanalyses blijken aantallen vacatures van 660 (maart 2013), 440 (oktober 2013), 360 (februari 2014), 690 (juni 2014) en 420 (oktober 2014). Aantallen die op geen enkele wijze verband houden met het werk van de SSFH.

Dit aantal vacatures laat zelfs zien dat er nauwelijks of niet sprake is van een structureel tekort op de arbeidsmarkt van praktijkmedewerkers.

Dit aantal vacatures (tussen 1,2 en 2,3 procent) van het totaal van ongeveer 25.000 doktersassistentes en 4.500 POH’s, laat zelfs zien dat er nauwelijks of niet sprake is van een structureel tekort op de arbeidsmarkt van praktijkmedewerkers. Wel is er hier en daar regionale krapte. Maar het werk van de SSFH lijkt niet van wezenlijke of meetbare invloed te zijn op de beschikbaarheid van doktersassistenten of praktijkondersteuners.

Besteding van gelden

Toch wordt er een arbeidsmarktknelpunt gepresenteerd, waarvoor investeringen en uitbreiding van stageplaatsen nodig zouden zijn om de voorspelde en verwachte vraag naar praktijkmedewerkers op te vangen.

Daarnaast is er veel geld uitgegeven aan allerlei projecten waar huisartsen niet om gevraagd hebben maar die door het SSFH-bestuur, ten laste van de praktijkhouders, zelf zijn gelanceerd. Denk aan het project Veilig werken, het campagneteam Werken in de huisartsenzorg, of aan een arbeidsmarktanalyse en strategische sessies. Gezamenlijk goed voor 245.000 euro, een bedrag bijna even hoog als uitgegeven aan stagevergoedingen.

Daarnaast heeft het bestuur opdracht gegeven tot het vormen (en financieren) van een ‘Centrum voor arbeidsmarkt en beroepsopleiding in de huisartsenzorg’. Een prachtig staaltje van een zichzelf bestuivende bureaucratische instantie die steeds verder uitdijt tegen steeds hogere kosten, ten laste van zelfstandige praktijkhouders die nergens om gevraagd wordt anders dan om hun euro’s.

Geld over de balk en op de plank

Er moet echter wel veel geld over zijn. Dat is er ook, maar wel nadat er maar liefst 572.000 euro aan overige bedrijfs- en bestuurskosten zijn gemaakt; nog meer dan aan alle ongevraagde projecten en stagevergoedingen samen (525.000 euro). In die bedrijfskosten zit 380.000 euro aan dienstverlening en 192.000 euro aan bestuurs- en organisatiekosten.

Hierdoor blijft uiteindelijk een exploitatieresultaat van 1.361.000 euro over. Dat is 55 procent van de totale omzet. Naast 11 procent voor de stagevergoeding bestaat er dus een overhead met bestuursprojectkosten van 33 procent, gefinancierd uit de verplichte afdrachten van praktijkhouders.

Conclusie

Zijn ze nou helemaal gek geworden, is je eerste gedachte. Om te beginnen zijn er vraagtekens te plaatsen bij de gesuggereerde knelpunten op de arbeidsmarkt voor ondersteunende praktijkmedewerkers. De cijfers tonen het in elk geval niet overtuigend aan.

Bij nadere bestudering van de cijfers blijken er dusdanig grote afwijkingen tussen begroting en gerealiseerde uitgaven te bestaan dat ernstig getwijfeld moet worden aan de competenties van het achtkoppig SSFH-bestuur.

Voor een met subsidiegeld van praktijkhouders werkende organisatie die zegt ervoor te willen zorgen dat er meer goed opgeleide doktersassistentes komen, is dit SSFH-avontuur een blamage. De resultaten van 2014 zullen niet veel anders zijn dus de reserves zullen nog meer toegenomen zijn.

De vraag rijst dan ook of we deze zichzelf bestuivende instelling zonder draagvlak niet onmiddellijk moeten opheffen.

De vraag rijst dan ook of we deze zichzelf bestuivende instelling zonder draagvlak, met een exorbitante 33 procent overhead- en bestuurskosten, per januari 2015 mogelijk al zo’n € 2.500.000 reserve op de bank en geen merkbaar resultaat in de beschikbaarheid van hogere aantallen doktersassistentes, niet onmiddellijk moeten opheffen.

In de gedachte van Het Roer Moet Om lijkt het een mooi idee om dit wangedrocht na de wettelijk termijn in 2016 direct op te heffen en om de overgebleven gelden terug te storten.

Laat het personeelsbeleid over aan de praktijkhouders en huisartsenposten zelf. Onderwijs en arbeidsmarktbeleid zijn vooral een publieke zaak onder democratische controle en financiering. Zo nodig kunnen zorgverzekeraars vanuit hun forse financiële reserves bij gewenste capaciteitsuitbreiding van zorgmedewerkers, gerichte maatregelen medefinancieren.