Vandaag is de uitspraak door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) gepubliceerd in de zaak tussen de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH/appellante) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa/verweerster). Het CBb heeft met deze uitspraak bepaald dat de zorgverzekeraar bij het niet voldoende borgen van de ANW-zorg (Avond Nacht Weekend) door de huisarts, deze verzekeraar bevoegd is tot slechts een gedeeltelijke uitbetaling van het inschrijftarief. De NZa stelt hierbij dat verzekeraars, in deze rechtszaak geen partij, hebben verklaard dat de hoogte van het dan in te houden bedrag, wordt bepaald aan de hand van de extra kosten die zij moeten maken om alsnog aan de ANW-zorgplicht te voldoen. Waarna het CBb de volgende conclusies in de uitspraak trekt:
- Dat niet is gebleken dat de in geding zijnde prestatiebeschrijving tot onevenredige gevolgen leidt voor de huisarts die de ANW-zorg (tijdelijk) niet heeft geborgd
- Dat de NZa voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het opnemen van de borging van de ANW-zorg in de beschrijving van de prestatie “inschrijving” nodig is, zowel om te verduidelijken dat het borgen van de ANW-zorg behoort tot de activiteiten die een huisarts in het kader van het inschrijftarief dient te leveren als om te voorkomen dat een huisarts die die zorg niet borgt toch aanspraak zou kunnen maken op het volledige inschrijftarief.
Wáár draait het nu precies om?
Elk jaar maakt toezichthouder NZa voor de huisartsenzorg een beleidsregel (BR) en een daar bij passende tariefbeschikking (TB). In deze documenten staat in segment 1 van de bekostiging huisartsenzorg bij de prestatie en tarief ‘inschrijving’ de volgende tekst: “de prestatie inschrijving beschrijft beschikbaarheid van het integrale pakket aan huisartsgeneeskundige zorg, 24 uur per dag en 7 dagen per week, voor de bij de zorgaanbieder op naam ingeschreven verzekerden. Het tarief bij de prestatie inschrijving is een vergoeding voor de kosten van beschikbaarheid, waaronder die van de anw-diensten, en een deel van de kosten van zorglevering”. De Wet Marktordening Gezondheidszorg (Wmg) beschrijft dat tarieven alleen uitbetaald mogen worden als is voldaan aan de bij deze prestatie (inschrijving/inschrijftarief) beschreven voorwaarden, voorschriften en beperkingen.
Het bezwaar van de VPH
De VPH stelt dat het borgen van ANW-zorg niet thuishoort in een inschrijftarief dat bij de tarieven van de dagzorg hoort. Verder geeft de NZa ook niet aan welk deel van het inschrijftarief dan bij de ANW-borging zou horen. Met gevaar, aldus de VPH, voor verstrekkende financiële gevolgen als de huisarts (tijdelijk) ANW-verplichtingen niet volledig kan nakomen. Op dit moment heeft ruim 90% van de huisartsen een contract met een verzekeraar, waarin de borging van de ANW-diensten is geregeld. VPH stelt dat de tariefbeschikking van de NZa met deze passage over het inschrijftarief willekeur, onduidelijkheid en rechtsonzekerheid geeft en noemt de door de NZa gekozen aanpak disproportioneel.
Dagzorg en ANW-zorg: volledig gescheiden
Op 19 juli 2001 heeft de voorganger van de NZa, het CTG, beleidsregels voor de dienststructuren vastgesteld. Per 2002 is er een volledige splitsing tussen budgetten dagzorg en ANW-zorg gekomen. Bij deze splitsing per 2002 zijn de dagtarieven/het budget uitgezuiverd c.q. verlaagd met € 5600 op basis van voorheen berekende kosten en productieaannames uit de ANW-tijd van vóór 2002. De rekennorm voor dagtarieven, horend bij een tariefformule die de NZa ook in 2018 nog hanteert, wordt in 2002 bij deze hernieuwde berekening vastgesteld op 7740 consulteenheden en de ANW-rekennorm wordt 960 consulteenheden. Voor de dagzorg vanaf 2002 betekent deze afsplitsing van de ANW-zorg een verlaging van het dag abonnementstarief met € 2,30 van € 75,40 naar € 73,10 (ps: dat is het leuke als je er een boek over hebt geschreven, kun je zoiets nog eens opzoeken..). De dienststructuren zijn gefinancierd met huisartsengeld en met een overheidssubsidie. Het is daarom onrechtmatig om juist als toezichthouder het inschrijftarief van de dagzorg nu nog op enigerlei wijze te koppelen aan ANW-zorg.
Gescheiden financiering
Maar ook de rechter heeft ongelijk. In de CBb-uitspraak van 3 november 2016 staat dat “het waarborgen van de ANW-zorg tot de zorg behoort tot de zorg die de huisarts dient te verlenen en waarvoor honorering als onderdeel van de prestatie “inschrijving” wordt geboden. Daaraan doet niet af dat voor het leveren van ANW-zorg afzonderlijke prestaties in de tariefbeschikking zijn beschreven, nu dat immers ook het geval is voor het leveren van consulten en andere prestaties in de reguliere werktijd” (einde citaat). Het leveren van spoedzorg hoort bij de kernwaarde continuïteit van de huisartsenzorg. En is onderdeel van de herregistratie. Verder is het dan een kwestie van inkopen. Weliswaar staan de ANW-uurtarieven van de huisarts in de tariefbeschikking, omdat de NZa deze tarieven oplegt. Maar de financiering van de huisartsdienststructuren, alwaar de ANW-zorg wordt geleverd, kent echter een eigen beleidsregel (namelijk BR/REG-18151 in 2018) en separate vergoedingssystematiek, geheel los van de BR/TB van de dagzorg. Ook de hoogte van het inschrijftarief heeft niets te maken met de ANW-zorg. Deze hoogte wordt ook alleen bepaald door componenten van toepassing op de dagzorg. Na het laatste praktijkkostenonderzoek (over 2015) is met herijking tarieven opnieuw via de Tariefformule het consulttarief en inschrijftarief vastgesteld. Namelijk:
Inschrijftarief na herijking (2015) = 0,339 x (128.311 + 182.110)/2095. Al deze getallen, namelijk de praktijkkosten dagzorg, de arbeidskostencomponent zonder ANW-inkomen en de rekennorm van de praktijk, zijn van toepassing op uitsluitend de… dagzorg!
Verzekeraars
Dat zorgverzekeraars hebben gesteld dat zij een bedrag inhouden bij de praktijkhouder als deze niet aan de ANW-zorgplicht voldoet, is met bovenstaande gegevens naar mijn inzicht een onrechtmatige daad. Los van het feit hoe groot dat ingehouden bedrag zal zijn. Maar de rechter heeft anders geoordeeld. Zorgverzekeraars zullen blij zijn met deze uitspraak. Nu huisartsen voor de toekomstige levering van basiszorg in segment S1 formeel geen contract meer nodig hebben, omdat de NZa hier de hoogte van alle tarieven bepaalt en er niets te onderhandelen valt, continueert de NZa in haar stukken met steun van de rechter deze ANW-borging.
Precedentwerking
Nu de rechter met de uitspraak koppeling borging van ANW-zorg en het inschrijftarief salonfähig heeft gemaakt, wacht huisartsen de volgende uitdagingen. In het VGZ-contract 2019 (pg. 9) staat bij een vergoeding van de praktijkmanager: “Huisartsen die lokaal of regionaal samenwerken, kunnen onder voorwaarden een vergoeding voor de inzet van een praktijkmanager aanvragen. Het gaat hierbij om extra ondersteuning; er zijn immers al praktijkmanagementtaken in het inschrijftarief verdisconteerd”. En in het CZ-contract 2019 (pg. 18): “eHealth: Segment 1 Het inschrijftarief kan gebruikt worden om de website te onderhouden en om een online afsprakenplanner te financieren”. Kortom, blijkbaar zijn de mogelijkheden om onrechtmatig nieuwe zorg te blijven koppelen aan het inschrijftarief, nog niet uitgeput…
Timing uitspraak ongelukkig
Dat de uitspraak van de rechter in dezelfde week komt dat West-Friese huisartsen met hun manifest aangeven dat snelle wijzigingen in de ANW-zorg noodzakelijk zijn vanwege dreigende uitval van huisartsen en triagistes, is extra zuur. De uitspraak van het CBb kan zomaar als zevende actiepunt aan het manifest worden toegevoegd.
Anton Maes
Dit is meer dan een ‘ongelukkige uitspraak’, dit noem je een dwaling van de rechtspraak. Men heeft zitten slapen en/of totaal geen verstand van de materie gehad bij de rechtbank.
Zelfs rechters blijken de olifant inde woonkamer te missen;het is een uitermate verdacht oordeel.
Indien je jezelf (grotendeels) wilt ontkoppelen, moet je je praktijkhouderschap inleveren, want alleen praktijkhouders hebben maar verplichtingen. Eigenlijk ben je gewoon gek als je onder deze omstandigheden nog praktijkhouder wordt. Alle troeven liggen in handen van Hidha’s en waarnemers, en die weten dat. Ik voorspel een zeer snelle desintegratie van het praktijkhouderschap, waarbij de huidige praktijkhouders die niet bijtijds uitstappen verplicht kunnen worden om (ik zeg maar wat) 100 diensten per jaar te doen omdat er nauwelijks praktijkhouders meer over zijn die ze deze dwangarbeid kunnen opleggen. Of zou het verstand nog zegevieren? Ik heb er een hard hoofd in…
Wat word ik triest van de uitspraak.
Een oplossing in dit speelveld is dat alle huisartsen niet het contract 2019 tekenen. Zoals Nico schrijft dan zijn we geen praktijkhouders. Vervolgens per 1 januari geen nachtdiensten meer doen. Met deze staking stel ik me voor dat er geld over de brug komt voor de diensten doen en het loskoppelen van de praktijkhouders .
Ik hoop opdat er nieuwe wetgeving kan komen waarin alle huisartsen verantwoordelijk worden voor de diensten en we ongeveer 10 per jaar hoeven doen.
Geschiedenis herhaalt zich. Rond 2000 startte we met de huisartsenpost omdat zoveel huisartsen overspannen waren dat Movir failliet ging. Om mij heen vallen al collega’s uit. Het domino effect begint.
Een volkomen onverwachte uitspraak, terwijl het toch erg duidelijk is. Zijn er andere juridische opties?